Geïnspireerd door de geschiedenis van Brugge als centrum voor kant, ging het Amerikaanse architectuurbureau aan de slag met weven als een sociaal, economisch en vormelijk bindmiddel. De locatie, tot 2020 eigendom van de religieuze orde Minderbroeders Kapucijnen, werd via dit werk voor het eerst ontsloten voor het publiek. Het bevond zich in het westkwartier van Brugge en maakte deel uit van een groots opgezet herwaarderingstraject in de stad.
Common Thread slingerde zich als een gebogen lijn doorheen de groene binnenruimte, waarbij het zich telkens opende naar nieuwe hoeken in de tuin en zo stapsgewijs de plek aan de bezoeker blootgaf. Het hoogtechnologisch membraam bestond uit 3D-geprinte en metalen onderdelen, buizen en textiele segmenten die uit gerecycleerde PET-flessen werden vervaardigd. De stoffen huid, machinegeweven aan de Technische Universiteit van Delft, speelde met zwart-witpatronen die recht/averecht werden geweven en hierbij een spel van licht en schaduw, open en gesloten, maakten.
Met het modulair werk liet SO–IL het publiek kennismaken met een plek in verandering en begeleidde bezoekers van de Hauwer- tot Klokstraat, waar ze na een onverwachte exit hun tocht konden verderzetten.

SO–IL (2008, New York, US) werkt vanuit hun thuisbasis in Brooklyn, New York aan projecten die de grenzen bevragen tussen binnen en buiten en tussen de manier waarop het menselijk lichaam zich tot de gebouwde omgeving verhoudt. Hun ontwerpen zijn – net als lichamen – beweeglijk. Ze kunnen uitzetten, rekken of inkrimpen. Ze nodigen uit tot aanraking en interactie, en verweven lokale, politieke, sociale en economische verhalen in een architecturaal gebaar dat uitnodigt tot ontwarring.